- Gemeente: Vught
Overlijdensdatum: 29 juli 1884, 13:00 uur
Aangiftedatum: 30 juli 1884
Overleden: Pieter VERBOOVE, 73 jaar, zonder beroep, geboren te Ouwerkerk, wonende te Vught, echtgenoot van Wilhelmina DANNIS
Vader: Jakob Marse VERBOOVE, overleden
Moeder: Geertruij EIBOER, overleden
Aangever: Hendrikus VERBOOVE, 30 jaar, tuinknecht, wonende te Vught, zoon van de overledene
|
Aantekeningen |
- Pieter Verbove wordt in 1810 in Ouwerkerk geboren als oudste zoon van Jacob Verbove(n) en zijn vrouw Geertrui Heijmans. Van de zes kinderen die er in het gezin worden geboren, is hij de enige die in leven blijft. Het feit dat alle jongere broertjes en zusjes kort na de geboorte sterven, zal een indicatie zijn voor de armelijke omstandigheden, waarin het gezin verkeert. Vader Jacob moet als dagloner zien rond te komen en dat is een onzeker bestaan.
In 1827 doet zich een incident voor met ernstige gevolgen. Het heeft alles te maken met een dorsvlegel. Dagloners moeten om op een boerenbedrijf aan de slag te kunnen, hun eigen gereedschappen meebrengen. De 17-jarige Pieter zit in oktober 1827 zonder dorsvlegel en geen dorsvlegel betekent geen werk! Zijn vader Jacob weet raad: hij kapt drie stukken essenhout met de bedoeling daar zelf een dorsvlegel van te maken. Maar daarmee overtreedt hij de wet, aangezien het hout uit het bos van de burgemeester komt. Jacob wordt opgepakt door de veldwachter, waarop Pieter nog dezelfde dag besluit om een dorsvlegel te gappen uit de boerenschuur van Hector Guiljam. De dorsvlegel behoort toe aan Jan Kooijman, arbeider, oud 21 jaar, geboren en wonende te Ouwerkerk. Ook Pieter wordt echter door de veldwachter te grazen genomen en zowel vader als zoon moeten voor het gerecht verschijnen.
De strafzaak vindt plaats op vrijdag 30 november 1827 voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Zierikzee. Vader Jacob wordt veroordeeld tot drie dagen cel wegens het 'hakken en diefelijk wegnemen van groeijend hout'. Zoon Pieter komt ervan af met acht dagen. Tegen hem was een jaar celstraf geëist, maar de rechter besluit hem mild te vonnissen, gelet op de 'geringe waarde van het ontvreemde' en 'gehoord den Beklaagden confesseerende de dieverij en zich op zijne armoedige omstandigheden ter zijner verschooning beroepende'. Pieter moet de proceskosten betalen, groot fl. 2,80½.
Na deze gebeurtenis gaat het met het gezin snel bergafwaarts. Het huwelijk tussen Jacob en Geertrui loopt op de klippen en Geertrui wordt in 1829 in Goes opgepakt wegens bedelarij. Zij wordt overgebracht naar de bedelaarskolonie Veenhuizen, waar zij in 1835 overlijdt.
Jacob verlaat Ouwerkerk en overlijdt in 1841 moederziel alleen in Haamstede. Bij de aangifte van zijn overlijden blijken de namen van zijn (ex)vrouw en zijn ouders niet bekend en zelfs zijn eigen naam wordt verkeerd gespeld als Van Boven.
Zoon Pieter houdt het daglonersbestaan in Ouwerkerk ook voor gezien en kiest voor een destijds voor de hand liggende carrière-optie: hij gaat als nummerwisselaar in dienst. Een nummerwisselaar was iemand die tegen een financiële vergoeding de plaats innam van een persoon die ingeloot was als dienstplichtig soldaat. Pieter neemt de plaats in van Jacobus van Rooten uit Middelburg. In het militaire stamboek staat het signalement van Pieter: hij is 1 el, 6 palmen, 1 duim en 2 strepen lang (=1,61 meter), heeft een rond gezicht, blauwe ogen, blond haar en een spitse neus.
Pieter wordt op 19 maart 1831 als milicien ingedeeld bij het reservebataljon van de 17e afdeling Infanterie en komt datzelfde jaar nog in actie tijdens de Belgische Opstand. De Belgen maken aanspraak op Zeeuws-Vlaanderen en tijdens de Tiendaagse Veldtocht, begin augustus 1831, wordt het bataljon ingezet in de strijd aldaar. Voor zijn verrichtingen in Zeeuws-Vlaanderen ontvangt Pieter op 5 april 1832 het Metalen Kruis. Dit onderscheidingsteken staat ook wel bekend als het Hasseltkruis: het brons voor de vervaardiging ervan was afkomstig van enkele kanonnen die op de Belgen buit waren gemaakt tijdens de Slag om Hasselt van 8 augustus 1831.
Op 31 januari 1834 wordt Pieter voor de duur van zes jaar geëngageerd als marinier 3e klasse. Hij ontvangt geen handgeld. De eerste maanden is hij gestationeerd op de rijkswerf Willemsoord in Den Helder, maar al spoedig begint het grote avontuur en vertrekt Pieter voor zijn eerste zeereis. Op 21 mei 1834 vertrekt hij met Z.M. linieschip De Zeeuw naar Sint-Petersburg. Aan boord bevindt zich niemand minder dan de 14-jarige adelborst Prins Hendrik, de jongste zoon van de latere koning Willem II, die aan het begin staat van een lange carrière als marinier. Zijn bijnaam Hendrik de Zeevaarder getuigt daarvan, evenals zijn standbeeld, oorspronkelijk met uitzicht over het Open Havenfront, aan de naar hem genoemde Prins Hendrikkade in Amsterdam.
Met de prins aan boord doet het schip verschillende havens aan in de Oostzee, waar de prins een welkom onthaal krijgt. In Kopenhagen wordt hij ontvangen door de Deense koning. Nog grootser is de ontvangst in Rusland. De Russische tsaar komt, terwijl het schip nog maar nauwelijks voor de rede van Kronstadt voor anker ligt, voor een begroetingsbezoek aan boord, ondanks een hevige regenbui. Op 28 juni wordt er door de Russische mariniers voor alle manschappen van het Nederlandse schip een gastmaal georganiseerd. De gebeurtenis vindt plaats in grote tenten die voor deze gelegenheid zijn opgesteld in een openbaar park. De Nederlandsche Staatscourant meldt: 'Na den maaltijd verspreidde men zich in den tuin, waar de Hollandsche matrozen zich lang voor het borstbeeld van Peter den Grooten ophielden, zich uit de geschiedenis herinnerende, dat deze stichter der Russische zeemagt in hun vaderland den scheepsbouw geleerd had. Tot laat in den avond duurde dit feest, hetwelk voor de Russische zeelieden zoowel als voor hunne Hollandsche vrienden onvergetelijk zal blijven.' Ook op Pieter moet deze bijzondere gebeurtenis een grote indruk gemaakt hebben.
Na Sint-Petersburg gaat het op 17 juli verder naar Stockholm, waar de prins ook een vorstelijk onthaal krijgt. Op 21 augustus, na zes dagen door tegenwind en windstilte te zijn opgehouden, legt het schip weer in Kopenhagen aan. Daar doet zich een ongeval voor: een vaartuig met 18 personen aan boord dat is uitgevaren om het Nederlandse schip te bezoeken, slaat om. De bevelhebber van het Nederlandse schip zet meteen daarop een aantal reddingssloepen uit, waarmee 15 drenkelingen kunnen worden gered.
In september doet De Zeeuw ook nog de Engelse haven Portsmouth aan, alvorens naar Den Helder terug te keren.
Het linieschip De Zeeuw wordt uit de vaart genomen en Pieter wordt ingescheept op het fregatschip De Maas, dat op 16 mei 1835 een reis onderneemt naar de West. Prins Hendrik is weer aan boord. Op 23 juni legt het schip na een voorspoedige reis aan in Paramaribo. De prins, de eerste Oranjetelg die ooit Suriname bezoekt, wordt er op ontroerende wijze ontvangen. Op 10 juli zeilt het schip uit naar Curaçao, vanwaar het op 7 augustus vertrekt naar New York. Daar wordt de prins onder andere ontvangen door oud-kolonialen in Albany.
Het jaar daarop doet Pieter dienst op het fregat Bellona, dat deel uitmaakt van een oefen-eskader in de Noordzee. Op 17 oktober 1836 vertrekt de Bellona, weer met prins Hendrik aan boord, uit Den Helder voor een reis naar Oost-Indië. Op 29 november legt het schip aan in Rio de Janeiro en op 11 december wordt doorgezeild naar Batavia, waar het gezelschap op 9 februari 1837 aankomt. Op 25 februari begint een tocht door de archipel, waarbij het schip aanlegt in Makassar, Kema (Noord-Sulawesi), Ternate, Ambon en Banda. Op 7 juni komt het schip aan in Soerabaya, waarna op 3 juli Batavia weer wordt bereikt. Op 30 september komt er een einde aan het bezoek en via Riouw, Straat Malakka en Penang zeilt het schip naar Calcutta en Madras. Ook in Brits-Indië valt de prins een warm welkom ten deel. Ondertussen wordt Pieter bevordert tot marinier 2e klasse. Op 13 maart 1838 vertrekt het schip uit de haven van Madras, waarna begin mei nog een ontvangst in Kaapstad volgt. Via Sint-Helena komt het schip in juli 1838 weer behouden aan op Texel.
Pieter Verbove wordt daarna ingezet op het te Willemsoord in Den Helder liggende wachtschip Kenau Hasselaar. Op 15 april 1840 wordt hij voor nog eens zes jaar geëngageerd als marinier 2e klasse, met een handgeld van 35 gulden. In 1840 ontvangt hij de Bronzen Medaille wegens 12-jarige dienst (hoewel hij dan pas daadwerkelijk negen jaar heeft gediend!). Op 5 maart 1842 wordt hij op een jaarlijks gagement gesteld van 45 gulden.
Nu zijn carrière bij de marine ten einde is, vestigt Pieter zich in Vught. Op 40-jarige leeftijd trouwt hij daar met de 12-jaar jongere kleermakersdochter Wilhelmina Dannis. Wilhelmina heeft twee 'voorkinderen', die bij het huwelijk niet worden erkend, dus waarvan Pieter hoogstwaarschijnlijk niet de vader is. Pieter en Wilhelmina krijgen negen kinderen, waarvan alleen zoon Pieter op jonge leeftijd sterft.
Op 29 juli 1884 sterft Pieter in Vught op 73-jarige leeftijd na een bewogen leven als dagloner, marinier en huisvader.
Bronnen:
- Nationaal Archief, toegang 2.12.14, inv.nr. 487
- Nationaal Archief, toegang 2.13.13.03, inv.nr. 681
- Koninklijke Bibliotheek, collectie historische kranten, w.o. Nederlandsche Staatscourant, 18 juli 1834
Woonplaatsen en adressen:
Ouwerkerk (1810, 1827)
Vught, Heikant wijk F, nr. 9b (1850)
Vught, Kom, wijk A, nr. 181 (1860)
Vught, Het Eentje, wijk B, nr. 150a (1875)
|