In de diverse hoofdgeldlijsten van Loon op Zand komt Leendert voor. Hij staat vermeld als bewoner van de Kerkstraat en is ingedeeld onder de 'vermogende persoonen'
1714: fl. 4-3 - Leendert Pitiau, zijn vrouw Jenneke en kinderen Willem, Adriaen, Johanna, Marij en Leendert (opm.: zoon Willem is niet gevonden)
1730: fl. 4-1 - Leendert Pitjouw, zijn vrouw Jenneken en kinderen Marie, Leendert en Jenneken
1737: fl. 2-0 - weduwe Leendert Pitjouw en zoon Leendert
[Regionaal Archief Tilburg, archief van het dorpsbestuur van Loon op Zand, hoofdgeld- of gemaallijsten, inv. nrs. 285, 311 en 314]
In 1736 blijkt uit de lijst van huizen in de heerlijkheid Loon op Zand, dat Leendert Pitjouw eigenaar was van een huis in de Kerkstraat, dat hij verhuurde aan Aart van Rijswijk en waar Wouter Aartsz een kamer bewoonde (huis nr. 20). Verder bewoonde hij in dezelfde straat huis nr. 33, waarvan hij ook de eigenaar was.
De zwager van Leendert, Willem van Beurden, woonde rond 1730 bij hem in huis. Deze Willem werd door drossaard Ottho Juijn voor de schepenbank gedaagd op beschuldiging van sodomie. Toen de zaak moest voorkomen, bleek Willem echter voortvluchtig te zijn.
(zie ook bijgaand document:
Sodomietenvervolgingen 1730).
[Bron: Regionaal Archief Tilburg, Rechterlijk Archief Loon op Zand, inv.nr. 2127]