Aantekeningen |
Op 10 juli 1705 is ter weeskamer in Delft het testament vertoond van Coenraad DE GEUS en Neeltje JENKENS. Neeltje is overleden en de weeskamer is buitengesloten.
Op 17 november 1708 stellen de weesmeester voogden aan in verband met de erfenis die de kinderen van Neeltje JENCKENS ontvangen van hun op 3 september 1708 overleden oom Jacobus JENKENS, te weten Cornelis en Johannes JENKENS, broers van de overledene en ooms van de kinderen. De voogden presenteren op 22 maart 1709 in tegenwoordigheid van Coenraad DE GEUS de boedellijst van de door Jacobus JENCKENS nagelaten goederen. De namen van de vier van Coenraad DE GEUS en Neeltje JENCKENS worden hierbij genoemd: Cornelis (13 jaar), Francijna (11½ jaar), Maria (9 jaar) en Pieternella (7 jaar). Het geld, een bedrag van netto 23 gulden, wordt door de weesmeesters belegd.
Op 3 juni 1712 wordt het testament vertoond van Coenraad DE GEUS en Gijsbregtje VEREIS, zijn inmiddels overleden tweede echtgenote. De weeskamer wordt ook in dit geval buitengesloten.
Op 2 maart 1720 is uit de erfenis van Francijntje VAN HOUTEN, weduwe van Thomas JENKINS, plateelschilder (grootouders van de voornoemde kinderen) een bedrag van 201 gulden, 17 stuivers en 12 penningen overgebacht naar de weeskamer. Het geld is toegevoegd aan het eerdere bedrag.
Op 21 september 1720 is Cornelis de eerste die om uitbetaling van zijn deel van de erfenis verzoekt. Hij is dan weliswaar nog geen 25 jaar, de gebruikelijke leeftijd om een erfdeel te ontvangen, maar hij staat op het punt om naar Indië te vertrekken. De weesmeesters keuren het verzoek goed.
Op 29 mei 1722 vervoegt Gerrit DE GROOT, de echtgenoot van Maria DE GEUS, zich bij de weeskamer voor het erfdeel van zijn vrouw. Hij krijgt 61 gulden en 5 stuivers uitbetaald.
Op 8 januari 1724 verschijnen Coenraed DE GEUS en Johannes JENKINS ter weeskamer als vader en voogd van Gijsbreght (18 jaar), Margaretha (16 jaar), Zijburghje (9 jaar), Ida (7 jaar) en Clasina (1½ jaar) en bovendien van Petronella (22 jaar) uit Coenraeds eerste huwelijk met Neeltje JENKINS. Zij leveren staat en inventaris van de boedel van Francijntje DE GEUS, de overleden zuster van de voornoemde kinderen. Ook de inmiddels volwassen en gehuwde zus Maria en broer Cornelis delen in de erfenis. Catharina DOESE, de vrouw van Cornelis (die in Indië is) neemt het geld nog dezelfde dag in ontvangst. Ook het aandeel van de vijf minderjarige kinderen wordt meteen uitbetaald aan vader Coenraed.
Op 26 mei 1724 wordt het erfdeel van Maria DE GEUS, die op 20 december 1723 is overleden, uitbetaald aan haar weduwnaar Gerrit DE GROOT en op 28 februari 1733 neemt Petronella DE GEUS in aanwezigheid van haar vader Coenraet DE GEUS haar erfdeel op, te weten 93 gulden en 13 stuivers.
Op 12 september 1733 wordt het testament vertoond van Coenraed DE GEUS en zijn derde vrouw, Maria Viktors VAN OOSTENDE. Coenraed is inmiddels overleden. Hoewel in het testament is bepaald dat de weeskamer is buitengesloten, verzoekt notaris Cornelis Antonisz DE MAN in opdracht van de voogden Hermanus TENIER en Jan LE FEVRE aan de weeskamer om de erfenis te beheren voor de nog minderjarige kinderen van Coenraed, namelijk Zijburchje, Ida en Clasina DE GEUS.
Op 15 september 1741 wordt de erfenis uitbetaald aan Zijburgje en op 2 mei 1744 aan Arij DE JONG, de echtgenoot van Clasina DE GEUS. Op 14 november 1750 ten slotte is de ongehuwde Ida DE GEUS de laatste die haar erfdeel opeist. Zij wordt ter weeskamer vergezeld door haar zwager Arij DE JONG en ontvangt 294 gulden en 9 stuivers.
[Bron: Gemeentearchief Delft, weeskamer Delft 473, comparitieregister 16, fol. 248 e.v.]
- op 3 april 1695 getuige bij de doop van Elijsabeth HOOGEVEEN
op 28 juni 1695 getuige bij de doop van Cornelis HENSBROECK
op 1 februari 1699 getuige bij de doop van Peternelle HENSBROECK
op 12 juni 1701 getuige bij de doop van Cornelia HOOGEVEEN
op 25 december 1702 getuige bij de doop van Cornelis HOOGEVEEN
op 19 november 1702 getuige bij de doop van Maria VAN DE VELDE
op 29 november 1703 getuige bij de doop van Cornelis VAN DE VELDE
op 5 januari 1706 getuige bij de doop van Pieter VAN DE VELDE
op 6 maart 1707 getuige bij de doop van Cornelis HOOGEVEEN
op 4 april 1708 getuige bij de doop van Dirck VAN DE VELDE
op 25 april 1709 getuige bij de doop van Cornelija HOOGEVEEN
op 15 augustus 1723 getuige bij de doop van Neeltie DE GEUS
|